Gedenkwaardige tocht naar Banneux, 2001
Sommige tourfietsers gaan met grote regelmaat naar Banneux als sportieve uitdaging, voor anderen is “Banneux” een bedevaart, een dag van bezinning. Een dag om onze lieve heer te bedanken voor dat we dit nog kunnen, en om een kaarsje op te steken voor bekenden die ziek zijn. Jan Vranken had enkele weken eerder op het plein, voor de aanvang van de zaterdagtocht, bekend gemaakt dat hij ernstig ziek was. Een goede aanleiding voor een bedevaart naar Banneux vond Wiel Kusters. Ook anderen waren hiervoor wel te porren. En het is nog gezellig ook. En dus gebeurde het.
Woensdag 25 juli werd de datum. Uiteindelijk kwamen er zo’n 25 enthousiaste fietsers aan de start bij de kerk in Elsloo. De goden waren ons gunstig gestemd, het weer was uitstekend. Het beloofde een mooie dag te worden. Onderweg sloten zich nog een paar leden aan bij de stoet, zoals dit ook bij een echte bedevaart gebeurt. Ook enkele gastfietsers en oud-leden waren paraat. Een indrukwekkende groep was het. Een fietsclub om trots op te zijn! Samen op weg.
Onze nestor Wiel Kusters was uiteraard de wegkapitein. Voor Wiel was de tocht een uitdaging op zich, hij was al 10 jaar niet meer in Banneux geweest. Hij had als voorbereiding de vorige dag nog zo’n 75 km geoefend! Wiel was er klaar voor en blaakte van vertrouwen. Jan Claessen kwam opdagen met de fiets van z’n vrouw. Bij nadere bestudering bleek het een rijwiel met hulpmotor te zijn, een Spartamatic (met als extra zekerheid een liter reserve benzine). Er werd nog een beetje vreemd tegenaan gekeken. Een nieuwe trend in het steeds ouder wordende peloton?
Wiel had een passende route uitgezocht. Zo lang mogelijk langs de Maas, en pas voorbij Visé de hoogte in. Maar hoe dan ook, aan een aantal lange en zware beklimmingen was niet te ontkomen. Ondanks de grote verschillen in het peloton, werd er flink doorgefietst. Toch bleef de kudde goed bij elkaar, daar zorgde onze herder Wiel wel voor. Regelmatig klonken er commando’s, of hij fietste langs het peloton naar voren om de voorfietsers te instrueren, in uiterste nood gebruikte hij z’n fluitje. Het banden-noodlot sloeg twee keer voor Jo B.en Jean H. Jo verloor toen z’n geloof in een goede afloop en keerde voor alle zekerheid huiswaarts.
Rond het middaguur bereikten we Banneux. Voor velen een verlossing. De eerste bestemming was natuurlijk de kapel met de bidbankjes in de open lucht. Een geschikt plekje kiezen voor de fiets, voor alle zekerheid toch maar goed in het zicht. We zijn dan wel in een gewijde omgeving, maar je weet maar nooit. Daarna wordt een kaarsje opgestoken voor Jan Vranken of voor een andere dierbare die een steuntje in de rug kan gebruiken. Toch steeds weer een belevenis, die sfeer. Al die mensen, van heinde en verre. Je wordt er zelf ook stil van. Je vouwt de handen, en je vervalt in gedachten.
Na enige tijd wordt in groepjes gang gezet naar het vertrouwde terras een eind verderop, voor de koffie en vlaai. Iedereen zocht een goed plekje op, in de zon of in de schaduw, en nu de koffie….... En toen maar wachten op de bediening. Tevergeefs. Niemand te bekennen. Bang geworden van al die hongerige blikken ? Jammer dan, op zoek naar een andere herberg. Iets verderop lukte het gelukkig wel. De bediening was niet snel, maar wel hooghartig mooi, en dat maakte veel goed. Wiel toverde een ansichtskaart tevoorschijn om naar Jan Vranken te sturen. Met de handtekening van iedereen erop en een paar bemoedigende woorden ging de kaart op de bus. Later hoorde ik dat Jan de kaart had ontvangen en er heel blij mee was.
De terugweg verliep voorspoedig. Zoals gewoonlijk zat Col Offermans regelmatig aan kop. De blik vooruit gericht, met soepele en snelle pedaaltred ala Lance Armstrong, gretig wachtend op weer een klim. Maar toen bij een rotonde kwam op het laatste moment de kreet van achteruit het peleton: “linksaf!”. Maar Col was al door, hij had het blijkbaar niet goed gehoord, en in een mum was hij aan de horizon verdwenen en niet meer te achterhalen. We hebben hem niet meer teruggezien op die dag, maar hij schijnt behouden thuis gekomen te zijn. Maar aan kop-trekkers geen gebrek die dag, bleek weldra. Een nieuw talent diende zich aan: Harrie L. de frieteboer uit Holtum. Voor velen een nieuw gezicht. Wat zou hij in z’n mars hebben? Is zo’n lange tocht niet teveel van het goede? En hij reed alsmaar met een ontzettend groot verzet, 53x11, op het vlakke en bergop. Die moest aan het eind wel kapot gaan dacht iedereen. Maar neen hoor, naarmate de kilometers vorderden kwam hij steeds vaker op kop. Hij ging er dan goed voor zitten, de grootste versnelling, en zette met reuzeslagen een flink tempo neer. De groep viel dan uiteen, en Harrie werd letterlijk teruggefloten.Hij keek dan verwonderd om, haalde de schouders op, en liet zich naar de staart terugzakken. Even later herhaalde zich dan weer het schouwspel. Ook Wiel K. bleek over uitstekende benen te beschikken. Het viel me zelfs op dat hij een paar keer Jan C. met z’n haperende brommertje omhoog trok de berg op!
Voor de brug in Visé werd gestopt vanwege een lekke band van Jo C. Toen we daar met z’n allen op het plakwerk stonden te wachten, kwam iemand met de suggestie om op de terugweg bij Jetje (de Pondarosa) aan te leggen. Nou, daar hadden Wiel en nog een paar oude rotten wel zin in. Dat zou pas een waardige afsluiting zijn van deze bedevaart! Een deel van de groep besloot het risico van een late thuiskomst niet te riskeren, en ging terug via Eijsden.
Langs het kanaal terug kwamen de eerste tekenen van vermoeidheid. Wiel merkte dat er pap in z’n benen zat. Huub L. maande op scherpe toon Jo C. tot matiging. Naarmate anderen er meer door begonnen te zitten, leek het wel of Ernest A. zich steeds beter begon te voelen. Hij riep voortdurend “vrienden, dit is een grootse prestatie”.
En toen kwam eindelijk de Ponderosa in zicht. Fietsen tegen de muur en naar binnen. Harrie M. zocht een strategische plek op een barkruk in de hoek, met de rug tegen de muur geleund, en een goed overzicht over de charmante bediening. Na een lange en warme tocht is de dorst groot. Er werd ruimschoots huisbier en Leffe geschonken. De stemming werd alsmaar beter. Ernest riep nog eens dat we samen toch maar een mooie prestatie neergezet hadden, en dat we vooral trots moesten zijn op zo’n samenhorige vereniging. En dat klopt. Een dergelijke tocht waarbij niet de sportieve prestatie voorop staat, maar vooral het samen fietsen, is toch wel erg leuk. Je merkt bij iedereen een gevoel van verbondenheid. En met een lekker glas voel je dit pas echt. Het werd steeds gezelliger. Harrie L. kon z’n schoenen niet meer vinden. Ernest A. en Sjir Z. haalden diepe herinneringen op uit over hun jeugd in Ulestraten. Wiel raakte de tel kwijt hoeveel Leffe hij op had (vier of vijf ?), en voelde dat het moment gekomen was om de herberg te verlaten. En zo gebeurde het. Om half zeven was ik thuis. Een mooie en gedenkwaardige dag.